donderdag 15 september 2016

Het pedagogisch moment


Alfred Eisenstaedt,
Bored Teenage Boy, Oklahoma 194

In mijn vorige blogpost beweerde ik, dat het in het onderwijs precies om die momenten draait, waar het niet gaat zoals je had gepland, of waar het schuurt.

Wat wil ik daarmee nu eigenlijk zeggen? Hoezo is dat een van de momenten bij uitstek waarop ik als leraar verschijn?

Alles wat ik doe in de klas, alles wat ik de kinderen vertel, wat ik ze laat zien, wat ik ze uitleg, wat ik ze voordoe, en wat ik hun vraag om te vertellen en te doen en te laten zien en toe te lichten en uit te voeren en te verwerken - dat is er allemaal om begonnen voorwaarden te scheppen, ruimte te scheppen waarin die kinderen, ieder op een eigen manier, subject kunnen worden.

Wat is dat, subject worden? Ik versta het begrip subjectwording op de manier zoals onderwijspedagogen als Gert Biesta, Wouter Pols en Philippe Meirieu dat uitleggen aan de hand van filosofen als Arendt, Lacan en Levinas.

Je wordt subject - zo lees ik dat - op het moment dat je een relatie aangaat met de mensen en de dingen om je heen, door te handelen, door iets te doen; door je op een heel eigen manier te verhouden tot de mensen en de dingen om je heen. Door contact te maken. Het is niet wie je bent, niet je identiteit, maar hoe je bent, hoe je je verhoudt tot de ander en het andere. Het is niet iets wat je eenmaal bent en blijft, niet de een of andere wezenskern, en het is ook niet je persoonlijkheid, je buitenkant, het masker (persona) dat je de buitenwereld toont. Subject word je enkel maar op die momenten dat je daadwerkelijk die relatie aangaat en je eigen stem laat horen en met aandacht bij de mensen en de dingen bent die je in het hier en nu op je pad vindt. Het is geen gelijkblijvende essentie of harde kern in afzonderlijke individuen, maar iets dat gebeurt tussen mensen. Áls het gebeurt - want het gebeurt niet altijd. Niet op elk moment dat mensen elkaar tegenkomen, is er in deze zin sprake van contact..

Zolang tijdens de les alles volgens plan gaat - de leraar geeft instructie, de kinderen nemen in ontvangst wat hij aandraagt en verwerken de stof op de manier die de leraar voor ogen stond toen hij de les bedacht - zolang het zo gaat, is de leraar inwisselbaar, en ook de leerlingen zijn inwisselbaar. Als dit lesgeven was, dan maakte het niet uit wie er les gaf, en het maakte niet uit wie er in de klas zat. De leraar is in deze voorstelling van zaken slechts een willekeurig vervoermiddel dat brokken kennis, onafhankelijk van tijd en plaats, overhevelt naar de hoofden van de leerlingen. Niemand verschijnt hier als subject. Iedere speler is hier een inwisselbare pion in een sfeer van algemeenheid.

 Adam Kazmierski/Getty Images
Het kan ook zijn dat de leraar zich inbeeldt dat de les uitstekend verloopt, terwijl zijn les allerminst bij de leerlingen aankomt. Het kan zijn dat dit het geval is, zonder dat dat ook maar ergens duidelijk wordt, omdat de leerlingen het niet de moeite waard vinden te laten weten dat ze de leraar niet volgen, en omdat de leraar de leerlingen niet werkelijk ziet, en niet ziet dat hij hen niet bereikt. Ook hier verschijnt niemand als subject. Niemand steekt zijn nek uit en gaat de relatie aan door te zeggen: hier gaat iets mis. Je hoort me niet, je ziet me niet. Hoor mij, zie mij.

Maar stel nu, dat een kind zich verschuilt achter zijn capuchon, of het gaat met een ander kind fluisteren, of op de tafel krassen, of uit het raam staren - kortom, non-verbaal protesteren. Wat gebeurt er dan? Dat kind zegt, zonder zoveel woorden: Hoor mij. Zie mij.

En dát is een moment waarop zowel leraar als leerling als subject kunnen verschijnen.

Het is op dat moment nog steeds mogelijk dat de leraar de leerling eruit stuurt, waarbij beiden in hun inwisselbare rol van 'leraar'en 'leerling' blijven. Om het even welke leraar kan om het even welke leerling eruit sturen, zoiets is altijd mogelijk. Je gaat dan de relatie uit de weg en niemand hoeft als subject te verschijnen. Jij bent in control en je kent je pappenheimers, je weet precies wat het er voor één is en je zal hem wel even duidelijk maken hoe het er in jouw klas aan toegaat.

Wat ook kan gebeuren - en dat vraagt een bepaalde ontvankelijkheid - is dat jij op dat moment het appel van die leerling hoort en ziet, en erop ingaat. Dat begint ermee, dat je elkaar aankijkt. Vanaf dat moment ben jij niet meer de inwisselbare leraar, en is de leerling niet meer de inwisselbare leerling. Op dat moment komt het op jou aan, hoe jij handelt, vanuit jouw uniciteit. Of jij hoort en ziet dat die leerling op zijn beurt een ander is, uniek, en dat jij niet weet hoe hij is, wie hij is en wat het betekent wat hij doet. Op dat moment kun jij als leraar gestalte aannemen als subject. En door het kind uit te nodigen te vertellen wat het wil zeggen met wat het doet, bied je ook het kind de ruimte om als subject te verschijnen.

Dat maakt dat ik denk, dat het precies de momenten zijn waarop het begint te schuren, waar het om draait in het onderwijs. Want dát is volgens mij waar je op uit bent - of zou moeten zijn - als leraar en opvoeder: dat ieder kind op zijn eigen manier de relatie aangaat met de wereld om hem heen. Met jou, met zijn klasgenoten, met de kennis, gereedschappen en codes die je hem aanreikt, en met de wereld buiten de school.




Geen opmerkingen:

Een reactie posten